Het warmteprogramma is het centrale gemeentelijke beleidsdocument met daarin de plannen voor de verduurzaming van wijken en gebieden in een gemeente. Het warmteprogramma is een verplicht programma onder de omgevingswet en de opvolger van de transitievisie warmte.
De Wgiw is door door de Eerste Kamer aangenomen maar onderliggende regelgeving is nog niet definitief. Het is dan ook mogelijk dat bepaalde onderdelen nog gewijzigd worden.
Terwijl wij dit artikel met veel zorg hebben samengesteld is het geen juridisch advies. Er kunnen dan ook geen rechten ontleend worden aan dit artikel.
Dit artikel in een minuut
1 januari 2050 moeten woningen en veel andere gebouwen aangesloten zijn op een warmtevoorziening waarbij, op gebouwniveau, geen gebruik van aardgas wordt gemaakt. Dit is de warmtetransitie.
De warmtetransitie kan niet in de laatste 10 jaar gerealiseerd worden. Stapsgewijs maar gestaag zal binnen steeds meer gebieden de alternatieve infrastructuur gerealiseerd moeten worden.
Gemeente kunnen gebieden aanwijzen die al eerder over moeten stappen op een aardgasvrije warmtevoorziening.
Gemeente zijn niet verplicht gebieden aan te wijzen. Wel zijn er doelstellingen afgesproken in het Klimaatakkoord.
Het aanwijzen van gebieden is een verstrekkende bevoegdheid omdat wordt ingegrepen in het eigendomsrecht van gebouweigenaren. Het gebruik van de aanwijsbevoegdheid is daarom aan regels gebonden.
Elke gemeente dient uiterlijk 31 december 2026 een vastgesteld warmteprogramma te hebben. Hierin staat waar ze de komende 10 jaar concreet aan de slag gaan met de overstap en op hoe ze dat doen.
Gebieden die niet eerst in een gemeentelijk warmteprogramma zijn benoemd mogen niet worden aangewezen.
Het warmteprogramma is bindend voor het gemeentebestuur maar bevat geen verplichtingen voor andere partijen.
Het proces moet voldoen aan de eisen die gelden voor een verplicht programma onder de Omgevingswet.
Verplicht aardgasvrij verwarmen
Vanaf 1 januari 2050 moeten woningen en veel utiliteitsgebouwen aangesloten zijn op een duurzame energievoorziening.Het gebruik van aardgas voor gebouwverwarming is dan niet meer toegestaan. Dit kan natuurlijk niet van de een op de andere dag. Daarom worden stapsgewijs gebieden aangewezen en aardgasvrij gemaakt. Binnen die aangewezen gebieden geldt de verplichting om aangesloten te zijn op een duurzame energievoorziening vanaf de in het Omgevingsplan opgenomen datum.
Regievoeren op een complexe veranderopgave
In de warmtetransitie komen politieke, economische, sociale, technische, organisatorische en wettelijke aspecten samen in een complexe veranderopgave. Het is een lange termijn opgave waarin voorspelbaarheid en continuïteit van overheidsbeleid belangrijk zijn. Gemeenten voeren regie op deze opgave en bepalen in belangrijke mate het tempo, de lokale ondersteuning en beïnvloeden de lokale (ruimtelijke) consequenties. Om de regierol in te vullen krijgen gemeente verschillende wettelijke instrumenten. De belangrijkste zijn de aanwijsbevoegdheid en zeggenschap omtrent de totstandkoming van collectieve warmtevoorzieningen.
Het warmteprogramma speelt als strategisch beleidsdocument een cruciale rol bij het aardgasvrij maken van de gebouwde omgeving.
Verstrekkende bevoegdheid met wettelijke waarborgen
De aanwijsbevoegdheid is een verstrekkende bevoegdheid die ingrijpt op het eigendomsrechtvan gebouweigenaren. Het kunnen gebruiken van deze bevoegdheid vraagt daarom om wettelijke waarborgen. Het warmteprogramma is de eerste (juridische) schakel in het toepassen van de aanwijsbevoegdheid. Deze mag namelijk enkel worden ingezet voor gebieden die eerder zijn benoemd in het gemeentelijke warmteprogramma als beoogde aardgasvrije wijken. Het aanwijzen van gebieden is echter niet verplicht.
Een warmteprogramma is ‘zelfbindend’ voor de gemeente. Het bindt zodoende het gemeentebestuur en het gemeentebestuur is dan ook verplicht zich te houden aan de doelstellingen en beleidsvoornemens die in het warmteprogramma zijn opgenomen. Het warmteprogramma bevat echter geen verplichtingen voor andere partijen.
Eisen en verplichtingen
Elke gemeente dient uiterlijk 31 december 2026 een vastgesteld warmteprogramma te hebben. Dit warmteprogramma heeft betrekking op de periode tot en met 31 december 2035. Gemeente dienen het warmteprogramma, tot en met 31-12-2041, (ten minste) elke 5 jaar te actualiseren zodat het betrekking heeft op onderstaande periodes:
Inhoud van het warmteprogramma
Het warmteprogramma moet verplicht een aantal zaken beschrijven. Deze verplichtingen zien enkel toe op die gebieden waar de gemeente overweegt de aanwijsbevoegdheid in te zetten.
In het belang van de klimaatopgave en conform de afspraken in het Nationaal Klimaatakkoord is het belangrijk duidelijkheid te geven aan bewoners in gebieden waar de aanwijsbevoegdheid (nog) niet wordt ingezet.
Door in het warmteprogramma aandacht te besteden aan alle gebieden wordt handelingsperspectief geschetst voor alle gebouweigenaren en inwoners.
In onderstaand overzicht staan optionele en verplichtte onderdelen van het warmteprogramma.
Totstandkoming van het warmteprogramma
Het warmteprogramma moet voldoen aan de (proces)vereisten die onder de Omgevingswet gelden voor verplichte programma’s. Verder is het proces vormvrij. In de warmteplanner hanteren wij een gestandaardiseerd basisproces. Met dit proces werk je aan de hand van vijf inhoudelijke werklijnen een concreet en uitvoeringsgericht warmteprogramma uit. Hieronder is dit proces kort beschreven.
Oriënteren, programmeren en vaststellen
Het uitwerken en opstellen van een warmteprogramma noemen wij het ‘Programmeren van het warmteprogramma’. Deze programmeerfase duurt circa 1,5 jaar. Om dit slagvaardig te doen is het nodig dat er een plan ligt voor de programmeerfase. Dit plan van aanpak wordt uitgewerkt tijdens de oriëntatiefase.
Oriëntatiefase
Tijdens de oriëntatiefase wordt in beeld gebracht waar de gemeente op dit moment staat, welk beleid vastgesteld is en welk beleid nog vastgesteld moet worden. Ook wordt bepaald welke onderzoeken tijdens de programmeerfase uitgevoerd moeten.
Voordat bepaald kan worden welke stappen gezet moeten worden tijdens de programmeerfase is duidelijkheid nodig op onderstaande punten:
wat zijn de bestuurlijke visie en ambities met betrekking tot de warmtetransitie;
wat is de prioritering van de warmtetransitie in relatie tot andere gemeentelijke opgaves;
(onder welke voorwaarden) zijn het college van B&W en de gemeenteraad bereid de aanwijsbevoegdheid in te zetten;
op welke wijze wil de gemeenteraad haar rol invullen;
wat zijn de kaders voor burgerparticipatie;
op welke wijze willen bewoners en andere belanghebbenden participeren bij totstandkoming en uitvoering van het warmteprogramma;
wat zijn de lessen vanuit het opstellen en uitvoeren van de transitievisie warmte;
welke aanvullende informatie en onderzoeken zijn nodig om te kunnen programmeren;
met welke professionele stakeholders wordt samengewerkt tijdens de programmeerfase en hoe wordt daar invulling aan wordt gegeven;
wanneer en op welke wijze wil de interne organisatie betrokken worden;
op welke wijze het procesmanagement georganiseerd en zijn er voldoende middelen beschikbaar
Het resultaat van de oriëntatiefase is een plan van aanpak voor de programmeerfase. Uitvoering van dit plan van aanpak resulteert in een haalbaar en uitvoerbaar gemeentelijk warmteprogramma. Het warmteprogramma is hiermee de basis om slagvaardig voortgang te boeken in de warmtetransitie en om te voldoen aan de wettelijke vereisten.
Programmeerfase
Tijdens de programmeerfase wordt het plan van aanpak uitgevoerd. Het resultaat is een haalbaar en uitvoerbaar gemeentelijk warmteprogramma dat aansluit op de lokale situatie. De exacte invulling van deze fase is afhankelijk van eerder gemaakte keuzes maar bestaat op hoofdlijn uit vier stappen:
1. Evalueren, onderzoeken en beleid ontwikkelen
Tijdens deze stap worden alle geplande onderzoeken uitgevoerd en vindt de inhoudelijke evaluatie van de warmtetransitie tot nu toe plaats. Ook wordt, waar nodig en haalbaar, aanvullend beleid vastgesteld. Participatie vindt plaats conform de eerder gemaakte afspraken. Met deze stap is geborgd dat alle informatie beschikbaar is voordat keuzes gemaakt worden met betrekking tot het aanwijzen van gebieden.
2. Analyseren en inhoudelijke keuzes maken
De tijdens stap 1 opgehaalde informatie en inzichten worden geanalyseerd. Vanuit de uitgevoerde onderzoeken, evaluatie, beleidsontwikkeling en vanuit participatieve inbreng is veel informatie beschikbaar. Op basis van al deze informatie wordt een overzicht opgesteld van de wijken die mogelijk worden aangewezen als aardgasvrije wijk.
Voor de overige wijken wordt zoveel mogelijk bepaald wat de beoogde alternatieve energie-infrastructuur is en, indien mogelijk, een indicatie gegeven van de planning voor het aardgasvrij maken.
3. Uitwerken gebiedsgerichte aanpak en opzetten uitvoeringsorganisatie
De gebiedsgerichte aanpak wordt uitgewerkt en de uitvoeringsorganisatie wordt opgezet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen activiteiten voor de beoogde aardgasvrije wijken en de overige gebieden.
Voor de beoogde aardgasvrije wijken wordt een concrete aanpak uitgewerkt. Deze concrete aanpak beschrijft alle activiteiten die worden uitgevoerd na vaststelling van het warmteprogramma tot wijziging van het omgevingsplan.
Voor de overige wijken worden algemene gemeentebrede activiteiten en wijkgerichte activiteiten gepland. Er wordt uitgewerkt welke activiteiten de gemeente onderneemt om ook in de overige wijken voortgang te boeken in de warmtetransitie. Dit gaat bijvoorbeeld om activiteiten zoals voorlichtingscampagnes, inkoopacties, (wijkgerichte) ondersteuning aan gebouweigenaren en bijeenkomsten met ondernemers en grootvastgoedbeheerders.
4. Bestuurlijke besluitvorming, ter inzage legging en vaststelling
Nu het (ontwerp-)warmteprogramma is opgesteld kan gestart worden met de officiële vaststelling. Als eerste wordt het (ontwerp-)warmteprogramma gepubliceerd in het gemeenteblad. Zodoende kan iedereen kennisnemen van de inhoud. Vervolgens vindt de officiële ter inzage legging plaats en kan iedereen gedurende zes weken zienswijzen inbrengen. De gemeente bepaald of, en zo ja hoe, de zienswijze tot wijzigingen leiden.
Indien de zienswijzen niet tot wijzigingen leiden wordt het warmteprogramma vastgesteld door het college van B&W. Als laatste wordt het besluit gepubliceerd in het gemeenteblad en het Digitaal Stelsel Omgevingswet.
Aanpak warmteplanner en handreiking opstellen warmteprogramma
Het NPLW heeft een handreiking opgesteld met daarin het door het NPLW aangeraden proces. Op hoofdlijn zijn de processen vergelijkbaar. Bij beide processen wordt gestart met een oriënterende fase en het opstellen van een plan van aanpak. Vervolgens wordt het warmteprogramma daadwerkelijk opgesteld.
Wel zijn er belangrijke verschillen tussen de aanpak van het NPLW en de aanpak in de Warmteplanner.
Meer aandacht voor politiek bestuurlijke besluitvorming en het betrekken van de gemeenteraad.
Focus op een resultaat en uitvoeringsgericht warmteprogramma met aandacht voor activiteiten, planning en uitvoeringsorganisatie.
Al in de programmeerfase wordt een concrete uitvoeringsgerichte aanpak uitgewerkt voor beoogde aardasvrije gebieden met het oog op het daadwerkelijk aardgasvrij maken van deze gebieden.