Welke verplichtingen heeft een gemeente na wijziging van het omgevingsplan?

Gemeenten moeten het toepassen van de maatwerkregel melden aan de ACM. Dit moet plaatsvinden binnen vier weken na inwerkingtreding.

Gebouweigenaren die gebruik willen maken van een gelijkwaardig alternatief moeten dit voornemen melden aan de gemeente. Gebouweigenaren moeten, uiterlijk 6 maanden voor de einddatum, ook de daadwerkelijke ingebruiname melden aan de gemeente.

Gemeenten moeten vervolgens, voor beëindiging van de aardgaslevering, verifiëren dat de gebouweigenaren daadwerkelijk gebruik (kunnen) maken van het gelijkwaardige alternatief. Om dit uit te voeren zullen gemeente een register bij moeten houden waarin de meldingen worden vastgelegd.

Gemeente moeten een aantal zaken monitoren. Dit betreft de realisatie van de aangewezen energie-infrastructuur, de benodigde netverzwaring en de aansluiting van gebouwen op de duurzame energie-infrastructuur. Gemeente nemen in het omgevingsplan regels op omtrent deze monitoring en leven deze regels na.

Het college van B&W moet de gemeenteraad informeren over de voortgang. Het college moet hiervoor aan de gemeenteraad verslag doen van de resultaten van de monitoring.

De gemeente moet het verslag van de monitoring vervolgens via elektronische weg publiek beschikbaar maken.

Indien uit de monitoring blijkt dat gebouwen niet tijdig gebruik kunnen maken van de aangewezen energie-infrastructuur of een gelijkwaardig alternatief moet de beëindiging van de aardgaslevering uitgesteld worden. Dit maakt onderdeel uit van de vergewisplicht

Dit is relevant wanneer bijvoorbeeld de aanleg van infrastructuur of de installatie van installaties vertraging oploopt. Om te borgen dat gebruikers beschikking houden over een warmtevoorziening moet de aardgaslevering langer plaats vinden.