Redelijke termijn

Wat een redelijke termijn is hang af van de lokale situatie. De gemeente bepaalt wat een redelijke termijn. Om gebouweigenaren voldoende tijd te geven tussen het moment waarop de aanwijsbevoegdheid wordt ingezet en het moment dat de aardgaslevering wordt beëindigd is een minimale termijn opgenomen. Deze minimale termijn bedraagt 8 jaar vanaf het moment dat de einddatum is opgemomen in het Omgevingsplan. Gemeenten mogen een langere termijn hanteren. Ook zijn er enkele uitzonderingen.

Bij het bepalen van de redelijke termijn wordt ieder geval rekening gehouden met:

• de gevolgen voor de aanleg en het beheer van de energie-infrastructuur voor de netbeheerder, en indien van toepassing, voor het aangewezen warmtebedrijf;

• de tijd die nodig is om de benodigde aanpassing te doen aan gebouwen, zoals isolatie en aanpassingen aan het afgifte systeem;

• beschikbaarheid van materieel, materiaal en personeel.

Uitzonderingen minimale termijn

In een aantal gevallen is een termijn korter dan 8 jaar toegestaan. Dit is het geval in onderstaande situaties:

• een gebouw dat vanwege beoogde bouw- en sloopwerkzaamheden of ingrijpende renovatie in een eerdere wijziging van het omgevingsplan niet was aangewezen, en die werkzaamheden of renovatie niet doorgaan na de wijziging;

• de wijziging van het omgevingsplan alleen ziet op het herstel van een kennelijke verschrijving bij de geometrische begrenzing van het warmtetransitiegebied;

• een gebouw wordt aangewezen op verzoek van een gebouweigenaar;

• het gaat om een gebouw dat is gelegen binnen een gebied voor vergevorderde warmtetransitieprojecten dat bij ministeriële regeling is aangewezen;

• in gebouwen het gebruik van methaangas alleen wordt beëindigd voor de warmwatervoorziening of het kooktoestel;

• de energie-infrastructuur voor methaangas vanwege technische redenen binnen een kortere termijn dan acht jaar moet worden vervangen; of

• wijziging van het omgevingsplan vereist is op grond van artikel 5.131k.